Maar het is aan jou te beslissen waar je kijkt om jezelf te vinden.  (T4.IV.1:8)

Wat een cryptische uitspraak! Waar moet ik kijken? Vind ik mezelf als ik in de spiegel kijk? Dan zie ik het beeld van een wat oudere vrouw met blauwe ogen en sluik haar. Zit ik in dat beeld? Een groot deel van mijn leven heb ik gedacht dat ik in dat beeld zat, en heb ik me druk gemaakt om het overeind houden van dat beeld, van mijn imago. Ik mocht geen fouten maken, ik moest er aantrekkelijk uitzien, ik moest de perfecte gastvrouw zijn… De wereld buiten mij liet me zien of ik het goed deed. Een goedkeurende blik was bemoedigend, de afkeuring van een idool was een ramp. Toen ik de spiegel van de wereld buiten mij serieus nam was mijn gedrag wispelturig en mijn leven onzeker, vol angst en schuld. Vanaf het moment dat ik besloot om in mijn medemensen alleen onschuld te zien, liefde of een vraag om liefde, vond ik die onschuld in mijzelf. Dat ben ik, een onschuldig kind van God. En zo vind ik mezelf door naar de onschuld in alles en iedereen om me heen te kijken.

Ernestine/augustus 2020