GELOOF

Dit is de bewerking van een lezing, gehouden op 4 januari 2004 in het Meridiaan College in Amersfoort.

Hoe kunnen we “geloof” zien in het licht van Een cursus in wonderen? En begrippen als twijfel, vertrouwen, autoriteit en inspanning? In het tekstboek van de Cursus vinden we: ‘Geloven is aanvaarden, en voor iets partij kiezen. Geloven betekent niet goedgelovig zijn, maar aanvaarden en waarderen.’ (T9.II.9:2-3)

Traditioneel is Nederland een land waar geloof grote invloed had en heeft op de samenleving. Denk aan de politieke partijen, de omroep, de media, het onderwijs…..

Vroeger ging een groot deel van de Nederlanders  op zondag naar de kerk.  Sommigen vaker.  Een aantal van ons doet dat wellicht nog regelmatig. Naar de kerk gingen en gaan we om ons geloof te belijden. Voordat je als lid van een protestante kerk wordt aangenomen moet je belijdenis doen, d.w.z. verklaren dat je gelooft in God en Jezus en de Heilige Geest. In de katholieke kerk, heb ik me laten vertellen, gebeurt dat met de plechtige communie.  Tegenwoordig kunnen we in Nederland ook binnen het kader van veel Oosterse religies ons geloof belijden. Maar ik beperk me hier tot de Christelijke tradities, waarin de meesten van ons zijn grootgebracht. Je ging naar de kerk omdat je geloofde in God en omdat je geloofde dat God wilde dat je naar de kerk ging. Of omdat je ouders dat wilden, of omdat het nu eenmaal zo hoorde.

Het geloof was de basis van onze westerse samenleving. Er waren verschillende “geloven”. Zoals al genoemd: protestant en katholiek, maar vooral binnen het protestantisme waren en zijn heel veel verschillende “geloven”. In contacten met anderen was het belangrijk dat je hetzelfde geloofde, d.w.z. tot dezelfde kerk behoorde. Een zakentransactie met iemand van een ander geloof was nog acceptabel (handelsgeest maakt ook deel uit van de Nederlandse volksaard). Maar een intieme relatie met iemand die anders geloofde was uit den boze. (“Twee geloven op een kussen, daar ligt de duivel tussen”). En als je dat allemaal niet begreep en je geloof een beetje aan het wankelen ging, dan werd je op het hart gedrukt om toch vooral te blijven geloven. Want als je niet gelooft dan ben je een heiden en heidenen wilde God niet om zich heen hebben. Dan was je toekomstperspectief een eeuwig branden in de hel. En dus bleef je geloven……  uit angst………?

Totdat in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw ons nuchtere verstand de overhand kreeg en we ons massaal gingen losmaken van de kerken. We geloofden niet meer…..   “Geloof” was een wat duf begrip geworden.

Ik generaliseer hier, en schets een beetje wat voor veel mensen gold,  het gold zeker voor  mijzelf.  Natuurlijk zullen er mensen zijn die geloof anders beleefden en beleven.

Maar om toch even verder te gaan met deze generalisatie: Er volgde een soort niemandsland. Zelf heb ik me zo’n jaar of 15 absoluut niet met God en aanverwante zaken bezig gehouden. Wat belangrijk was, was zelfontplooiing, de ontwikkeling van het individu. Het was de tijd van de bezetting van het maagdenhuis, de tijd van provo’s en kabouters. Het ging er vooral om te doen wat je zelf zinnig en leuk vond en je niet te laten leiden door welke autoriteit ook!

Eind van de jaren zeventig, begin jaren tachtig kreeg ik belangstelling voor begrippen als spiritualiteit en meditatie en werd zelfontplooiing heel geleidelijk aan Zelfontplooiing. Na verloop van tijd kwam Een cursus in wonderen op mijn weg. De christelijke terminologie die de Cursus hanteert confronteerde mij weer veelvuldig met het oude begrip “geloof”.

Hoewel de terminologie van de Cursus christelijk is, is het niet een “geloof” in de zin zoals hierboven beschreven.

In de inleiding van het blauwe boek staat: [De cursus] ‘beoogt [] de blokkades weg te nemen voor het bewustzijn van de aanwezigheid van liefde, die jouw natuurlijk erfgoed is. Het tegendeel van liefde is angst, maar wat alomvattend is kent geen tegendeel.’(T.Inl.1:7-8)

Je zou kunnen zeggen dat de cursus een hulpmiddel is om je innerlijke leraar te vinden. Die innerlijke leraar helpt je om de blokkades onder ogen te zien en weg te nemen. Zodat je je bewust wordt van de liefde, die jouw natuurlijk erfgoed is.

Als we de Cursus omschrijven als een hulpmiddel om je innerlijke leraar te vinden, dan past dat volkomen in deze tijd, waar individuen geen autoriteit van buiten wensen te volgen.

Wanneer willen we nu een leraar vinden? Innerlijk of uiterlijk, dat doet er even niet toe. We willen een leraar vinden, als we geloven dat de leraar ons iets kan leren. En we willen iets leren, als we geloven dat we daar beter, gelukkiger van worden. Een simpel voorbeeld:

Als iemand werkzaam is als administratief medewerker bij een bedrijf dan kan hij geloven dat hij gelukkiger zal zijn als hij bijvoorbeeld boekhouder is. Interessanter werk, meer salaris….. Op basis van dat geloof zoekt hij een leraar die hem boekhouden kan leren. Hij gaat dus een inspanning leveren. Als hij niet geloofde dat hij gelukkiger zou worden als boekhouder, dan zou hij deze inspanning niet doen. Een zekere mate van geloof gaat feitelijk vooraf aan alle menselijke inspanningen. Dit geloof is sterker naarmate de gelovige meer zekerheid heeft dat zijn of haar verwachtingen uit zullen komen. En hoe sterker dat geloof, hoe meer bereidheid om inspanning te leveren.

Het is vaak knap lastig om kinderen te motiveren om hun huiswerk te maken, want ze geloven niet dat ze van een einddiploma gelukkiger, beter worden.

Maar dit geloof is een ander geloof dan het “geloof in God”.  Het hierboven beschreven geloof is gebaseerd op dingen die we om ons heen waarnemen. We kunnen dan zeggen: Ik geloof dit, omdat…….

Ga maar eens bij jezelf na……Je gelooft dingen, omdat je er een waarschijnlijkheidsberekening op kunt loslaten, gebaseerd op feiten uit het verleden.

En je doet dingen omdat je gelooft dat jij of een ander (en dus uiteindelijk ook weer jij) er beter, gelukkiger van wordt.

Doe je wel eens iets bewust waar je geen plezier in hebt en wat je ook zinloos vindt? Ik kan me voorstellen dat je geen plezier hebt in ramen zemen, maar je kunt er meestal de zin wel van inzien.

Dus: Geloof in de zin van iets, gevolgd door inspanning.

Maar het is lastiger om te zeggen: Ik geloof in God, omdat……. ja, waarom eigenlijk? Ik geloof in God omdat mijn ouders dat doen? Of omdat ik in de hel beland als ik dat niet doe?  Beide redenen klonken en klinken mij niet erg geloofwaardig in de oren. Vandaar dat ik vele jaren beweerd heb dat ik niet in God geloofde.

Een cursus in wonderen is een boek voor zelfstudie. Studie vraagt een zekere mate van inspanning. En we hebben gezien dat menselijke wezens niet zo geneigd zijn zich in te spannen als ze niet geloven dat ze er op de een of andere manier beter of gelukkiger van worden.

Voor Een cursus in wonderen geldt precies hetzelfde. In feite is ze zo ontstaan.

“There must be another way” zei Bill Thetford tegen Helen Schucman zo rond 1965.  Bill had schoon genoeg van de agressie en competitie tussen hen beiden en concludeerde dat er een andere weg, een andere manier moest zijn om met elkaar om te gaan. En Helen wilde hem wel helpen om die weg te vinden.

Zo ontstond A Course in Miracles. Helen en Bill geloofden beiden dat die andere weg er was. Maar ze hadden geen idee hoe die weg er uit zou zien.

Hier kun je niet zeggen dat zij geloofden, omdat……  Ze geloofden dat er een andere weg is, maar er waren geen feiten om het geloof te onderbouwen.

Het lijkt meer op het door de kerken gepreekte geloof in God: geloven dat God bestaat, maar dat geloof niet kunnen staven op waarschijnlijkheidsberekeningen.

Toch geloofden Helen en Bill in die andere weg, ze hadden nooit de gigantische inspanning kunnen leveren, die ze leverden gedurende de zeven jaar dat de Course werd gedicteerd.

En studenten van de Cursus geloven ook in die andere weg, of ze geloven tenminste dat de cursus hen iets goeds zal brengen, anders leveren ze niet de inspanning om het Tekstboek te bestuderen en de Werkboek oefeningen te doen.

Studenten van Een cursus in wonderen  geloven……., maar ze kunnen niet goed zeggen waarin ze geloven. In de Inleiding noemt de Cursus liefde, alomvattende liefde die geen tegendeel kent. Geloven we daar in? Maar wat wordt daar precies mee bedoeld?  En toch geloven we dat de liefde er is en dat het de moeite waard is om ons in te spannen om ons ervan bewust te worden. Het is meer dan geloof. Het is een diep innerlijk weten dat we niet kunnen beredeneren. Tenminste, zo vergaat het mij. 

Het verschil tussen wat ik van de kerk meekreeg (en waar ik niet in kon geloven) en datgene wat ik in het gedachtengoed van de Cursus herken, is dit: De Cursus leert mij dat het alomvattende waar ik me van bewust kan zijn deel uitmaakt van mij, of ik maak er deel van uit, maar het is bepaald niet iets buiten mij. De Cursus noemt het alomvattende “liefde”, maar ook “waarheid” of “de vrede van God”, in het boeddhisme wordt het “de boeddhanatuur” genoemd, misschien is het wel het “zero point field” uit de kwantum fysica, welke naam je eraan geeft is niet belangrijk. De herkenning hiervan is er niet constant, vaker niet dan wel, het zijn flitsen van bewustzijn.

En ik heb een “innerlijke leraar” die mij helpt om me vaker, langduriger en uiteindelijk voortdurend bewust te zijn van dit alomvattende. Die innerlijke leraar wordt in de Cursus de Heilige Geest genoemd, of de Stem namens God.

Het feit dat ik me in de regel niet continu van die Stem bewust ben komt door dat ene idee. ‘In de eeuwigheid, waar alles één is, sloop een nietig, dwaas idee binnen waarom de Zoon van God vergat te lachen.’(T27.VIII.6:3)  Dat dwaze idee, nl. dat ik een afgescheiden entiteit ben, op zich zelf staand, ik hier en jij daar, dat dwaze idee heeft tot gevolg dat ik een ego ontwaar als ik naar binnen kijk. In hoofdstuk 5 staat: ‘Toen het ego werd gemaakt heeft God de Roep om vreugde in de denkgeest geplaatst. Deze Roep is zo sterk dat het ego altijd oplost als Die weerklinkt. Daarom moet jij kiezen een van de twee stemmen in jou te horen. De ene heb jijzelf gemaakt, en die komt niet van God. Maar de andere is jou gegeven door God, die jou alleen vraagt ernaar te luisteren. De Heilige Geest is in heel letterlijke zin in jou. Het is Zijn Stem die jou terugroept naar waar je vroeger was, en weer zult zijn.’ (T5.II.3:2-8)

Die Stem roept mij terug naar waar ik vroeger was: in het bewustzijn van de alomvattende liefde, in de Hemel, in het Koninkrijk….. Met mijn gewone alledaagse bewustzijn weet ik niet waar dat is, hoe dat is, maar iets in mij wéét dat dát is waar ik thuishoor, waar ik wil zijn.

Helaas is het ego zeer luidruchtig in mijn denkgeest aanwezig. Als ik kies te luisteren naar de zachte Stem van de Heilige Geest, die mij herinnert aan mijn ware Identiteit, dan blijft het ego nergens. En dat wil hij, koste wat kost, voorkomen.

Het ego zal alle trucjes gebruiken, om te zorgen dat ik naar zíjn stem blijf luisteren.

Hij zal in eerste instantie niet negatief staan tegenover mijn bewandelen van een spirituele weg. Hij wil zich graag lekker voelen, en als ik op zoek ga naar geluk, gaat hij vrolijk met mij mee.

Zeker in het begin. Elke nieuwe ervaring waarin  het ego het gevoel krijgt dat hij zich kan onderscheiden van andere ego’s is aantrekkelijk.

Als je iemand hoort zeggen: “Ik ben afgelopen zondag naar Amersfoort geweest, naar zo’n lezing over Een cursus in wonderen. Interessant joh!  Aardige mensen, lekkere koffie. We begonnen met stil zijn, wel vijf minuten. Heerlijk, die stilte………. “ dan zou dit heel goed de stem van ego kunnen zijn.  Maar ……..

Het is lastig voor iemand die niet verlicht is om te zeggen welke stem hier spreekt. Voor iemand die verlicht is, d.w.z. iemand die zich voortdurend bewust is van zijn ware Zelf, wetend: ‘Ik ben één Zelf, verenigd met mijn Schepper, één met elk aspect van de schepping en grenzeloos in vrede en in kracht.’ (WdI.95.11:2) bestaan er geen afgescheiden denkgeesten. Een verlichte meester kan weten wat er zich in mijn denkgeest (waarvan ik zelf denk dat deze is afgescheiden) afspeelt.

Helaas kom ik niet dagelijks een verlichte meester tegen. En als ik er wel een tegen kwam zou ik hem of haar waarschijnlijk niet herkennen, (omdat ik zelf niet verlicht ben). Dus moet ik het met mijn niet al te best ontwikkelde onderscheidingsvermogen doen om te weten of ik van binnen de stem van het ego hoor of de Stem van de Heilige Geest. Wanneer ik begin door te dringen in datgene wat Een cursus in wonderen  mij probeert te onderwijzen, dan is dit buitengewoon bedreigend voor het ego. Dan zal het ego op alle mogelijke manieren proberen mij van dit pad af te brengen. Dan slaat de twijfel toe. En het wordt heel moeilijk om te weten welke stem aan het woord is, die van het ego of die van de Heilige Geest. Een autoriteit die je volkomen vertrouwt zou hier kunnen helpen.

In oosterse tradities stelden mensen zich onder de hoede van een verlichte meester of guru. Misschien gebeurt dat nog wel. Zo’n meester nam iemand als leerling aan, maar vroeg dan absolute gehoorzaamheid van de leerling. De leerling moest er volkomen op vertrouwen dat datgene wat de meester onderwees hem naar zijn ware Identiteit zou leiden. Waarom was deze absolute gehoorzaamheid nodig? Omdat de verlichte meester weet dat alle ego ideeën, die de onwetende leerling koestert, een belemmering zijn voor de Zelfontplooiing. Want die ego ideeën maken dat  elke keer de twijfel weer toeslaat. Door zich over te geven aan de autoriteit van zijn meester werd de leerling geholpen om zijn onderscheidingsvermogen te ontwikkelen. De meester zal hem ongetwijfeld het belang hebben bijgebracht van een stille geest. Een bekend Zen verhaal maakt dat duidelijk.

Er was eens een wijze Zen-meester die veel leerlingen had. Een zeer geleerde hoogleraar wilde wel eens weten wat de Zen-meester onderwees. Hij vroeg of de Zenmeester hem wilde onderwijzen, maar ging voortdurend met hem in discussie. De Zen-meester bood hem een kop thee aan. De hoogleraar accepteerde en de Zen-meester schonk de kop vol. Toen deze vol was bleef hij doorschenken, zodat de kop overliep. “Ho, ho”, riep de geleerde hoogleraar, “de kop is vol, het heeft geen zin om door te schenken”. “Precies zo is het met uw kop”, antwoordde de Zen-meester. “Die zit helemaal vol, het heeft geen zin er iets bij te doen. Maak uw kop eerst leeg en dan kunt u bij mij komen voor onderricht.”

Het is dus belangrijk dat je je eigen ideeën, je ego ideeën loslaat om je bewust te kunnen worden van je ware Identiteit:  alomvattende liefde.

Jezus zei iets dergelijks 2000 jaar geleden ook: Zalig de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk der Hemelen. (Matteüs 5:3)

En nu weer: ‘Laten we een ogenblik stil zijn en alles vergeten wat we ooit hebben geleerd, alle gedachten die we ooit hebben gehad, en alle vooroordelen die we eropna houden over de betekenis en de bedoeling der dingen. Laten we ons niet onze eigen ideeën herinneren over waartoe de wereld dient. Wij weten het niet.’ (T31.I.12:1-3)

Dit is makkelijk gezegd, maar hoe doe je dat? De Cursus helpt ons hier met oefeningen.

De lessen van het Werkboek helpen je om je eigengemaakte ideeën los te laten:

‘Mijn gedachten betekenen niets.’(10) ‘Ik weet van niets waartoe het dient.’ (25) ‘Ik heb de wereld die ik zie bedacht.’ (32) ‘Alleen God’s verlossingsplan zal werken.’ (71) In les 106 wordt het voor je uitgespeld: ‘Als je de stem van het ego terzijde schuift, hoe luid die ook schijnt te roepen; als je zijn onbeduidende gaven, die jou niets geven wat jij werkelijk wenst, niet aanneemt; als je luistert met een open denkgeest, die jou niet alvast verteld heeft wat verlossing is; dan zul je de machtige Stem van de waarheid horen, kalm in kracht, sterk in stilte en volkomen zeker in Zijn boodschappen.’ (WdI.106.1)

In alle spirituele tradities, alle universele leerwegen (waar Een cursus in wonderen  er één van is) worden we aangemoedigd om onze ego ideeën los te laten.

Het loslaten van onze ideeën kost inspanning. Elke dag tijd geven aan een stilte oefening of meditatie om de denkgeest te trainen kost inspanning. Dagelijks de lessen van het werkboek doen kost inspanning. Denken we…….

En we hebben eerder gezien dat we moeten geloven dat onze inspanning zinvol is, willen we überhaupt inspanning leveren.

Maar geloven we ook dat alles wat de Cursus ons leert ons inderdaad helpt met het opruimen van de blokkades?

Sommige dingen vinden we moeilijk om te geloven, sommige dingen geloven we soms wel en soms niet. Bijvoorbeeld: Tijdens diepe meditatie, of tijdens een stille wandeling door een prachtig natuurgebied, of op andere momenten wanneer de omstandigheden optimaal zijn, dan kan ik mij herinneren: ‘Ik ben één Zelf, verenigd met mijn Schepper, één met elk aspect van de schepping en grenzeloos in vrede en in kracht.’ (WdI.95.11:2) Maar vaak denk ik het tegenovergestelde te ervaren. Als mijn buurjongen, die net 16 is geworden, met zijn nieuwe brommer, waar hij de knalpot heeft afgehaald voor de stoerderigheid, de hele zondagmiddag rondjes om het blok rijdt, en ik hem elke 3 minuten langs hoor knetteren, dan komt meestal niet bij me op: ‘Ik ben één Zelf, één met elk aspect van de schepping…..’ Dan voel ik me helemaal niet één met elk aspect van de schepping en zeker niet met mijn buurjongen!

Elders in de Cursus staat: ‘Het is onmogelijk dat iets, wat ook, tot mij zou kunnen komen waar ik niet zelf om heb gevraagd. Zelfs in deze wereld ben ik het die mijn lot beheerst. Wat gebeurt is wat ik verlang.’ (WdII.253.1:1-3)

Heb ik om die knetterknalpotbuurjongen gevraagd ……?

En dan vertelt de Cursus mij ook nog vele malen dat hij simpel is, eenvoudig, niet moeilijk.

‘Dit is een heel eenvoudige cursus.’ (T11.VIII.1:1)

Geloven we dat ook? Ik hoor studenten regelmatig verzuchten dat de Cursus moeilijk is.

Verderop in het Tekstboek lees ik: ‘De reden dat deze cursus simpel is, is dat de waarheid simpel is. Gecompliceerdheid is eigen aan het ego, en is niets anders dan een poging van het ego om te versluieren wat overduidelijk is.’ (T15.IV.6:1-2)

Als ik het dus wat gecompliceerd vind om aan te nemen dat alles wat mij overkomt het gevolg is van wat ik heb gevraagd, dan is dat niets anders dan een poging van het ego om te versluieren wat overduidelijk is.

Maar op het moment dat mijn buurjongen opnieuw langs komt knetteren geloof ik dat gewoon niet. Het voelt niet goed. En ik weet zelf toch zeker wel wat goed of niet goed is! Idiote cursus. Ik sla mijn boek dicht en doe geen verdere pogingen om het te begrijpen. Gevolg: ik hoor niet de Stem van de Heilige Geest, mijn innerlijke leraar, en stagnatie in de Zelfontplooiing.

De verlichte meester uit het oosten, wist voor ieder van zijn leerlingen wel een individuele methode om hun ego een toontje lager te laten zingen, zodat de leerling de machtige Stem van de waarheid kon horen. En omdat de leerling zijn meester moest gehoorzamen kon hij niet afhaken omdat iets “niet goed voelde”. Hij had de autoriteit van zijn meester erkend.

Maar wij,  westerlingen, zijn niet meer zo geneigd om ons over te leveren aan de autoriteit van een uiterlijke leraar. We hebben daar niet zulke goede ervaringen mee. Als we terugkijken op de geschiedenis en als we in het heden om ons heen kijken dan werden en worden er in God’s Naam heel wat conflicten in stand gehouden.

Echter in de onwetende staat van bewustzijn waarin wij ons meestal bevinden hebben we wel een autoriteit nodig. Het is voor ons net zo belangrijk om een wijze autoriteit te gehoorzamen als het was voor die leerling van de verlichte meester uit het oosten. De Cursus zelf laat ons dit op niet mis te verstane wijze weten.

‘Van niets wat je waarneemt ken jij de betekenis. Niet één gedachte die je eropna houdt is volkomen waar.’ (T11.VIII.3:1-2) ‘Waarnemingen worden aangeleerd, en aan een Leraar ontbreekt het jou niet. Maar je bereidwilligheid om van Hem te leren hangt af van je bereidwilligheid om alles wat jij jezelf hebt aangeleerd in twijfel te trekken, want jij die op een onjuiste wijze hebt geleerd hoort niet je eigen leraar te zijn.’ (T11.VIII.3:7-8)

Wij proberen onze Identiteit te vinden met de hulp van onze innerlijke leraar en dat is niet gemakkelijk.

In mijn onervarenheid, zal ik de stem van het ego aanzien voor die van de Heilige Geest. En dat zal mij niet helpen om Thuis te komen, om mij bewust te zijn van de alomvattende liefde die mijn natuurlijk erfgoed is.

Hoe kom ik daar nu uit? Ik ben nu eenmaal in een situatie terecht gekomen waarin ik mezelf meestal ervaar als afgescheiden in een lichaam, los van andere lichamen.

Heel diep van binnen wéét ik dat dit lichaam niet mijn ware Identiteit is en wéét ik dat ik in deze wereld van lichamen niet thuis hoor, maar meestal weet ik dat gewoon niet.

Geloof helpt mij. Maar dan zoals de Cursus dat omschrijft en waar dit artikel mee begon.

‘Geloven is aanvaarden, en voor iets partij kiezen. Geloven betekent niet goedgelovig zijn, maar aanvaarden en waarderen.’ (T9.II.9:2-3)

Aanvaarden, waarderen, partij kiezen voor mijn ware Zelf. Geloven is dus iets heel concreets. Het is een keuze, een besluit. Ik kies voor mijn ware Zelf. En ik heb een innerlijke Leraar die me daarbij helpt.

We hebben eerder gezien dat ons onderscheidingsvermogen nog niet zo goed ontwikkeld is, en dat het lastig is om te weten of we van binnen de Heilige Geest horen, of ons ego. Wat we nodig hebben is een autoriteit.  Een autoriteit die wij gehoorzamen. Een cursus in wonderen wil dit voor ons zijn. Feitelijk vraagt de Cursus dit ook van ons. In de Inleiding van het werkboek lezen we: ‘De enige algemene regels die steeds in acht dienen te worden genomen zijn: Ten eerste dat de oefeningen zeer specifiek moeten worden uitgevoerd, zoals zal worden aangegeven.’ (W.Inl.6:1)

‘Ten tweede, zorg ervoor dat jij niet voor jezelf beslist dat er sommige mensen, omstandigheden of zaken bestaan waarop de ideeën niet toepasbaar zijn. Dit zal de overdracht van de training in de weg staan.’ (W.In.6:3-4)

‘Sommige ideeën die het werkboek presenteert zul je moeilijk kunnen geloven, en andere kunnen nogal onthutsend lijken. Dit doet er niet toe. Jou wordt slechts gevraagd de ideeën toe te passen zoals je opgedragen wordt. Er wordt je helemaal niet gevraagd ze te beoordelen. Er wordt je alleen gevraagd ze te gebruiken. Juist het gebruik ervan zal ze betekenis voor je laten krijgen en je tonen dat ze waar zijn.’ (W.Inl.8:1-6)

Nu, dit klinkt nogal streng. Feitelijk is het precies hetzelfde als datgene wat de verlichte guru van zijn chela, van zijn leerling vraagt. Gehoorzaamheid.

Een cursus in wonderen is een universele leerweg en volgt de onderwijsprincipes van alle universele spirituele tradities.

En daarvoor is geloof nodig. Niet goedgelovigheid, maar geloof.

‘Geloven is aanvaarden, en voor iets partij kiezen. Geloven betekent niet goedgelovig zijn, maar aanvaarden en waarderen.’ (T9.II.9:2-3) We aanvaarden de autoriteit van Een cursus in wonderen, we kiezen partij voor de autoriteit van de Cursus.

De Cursus vraagt ons niet om ons met huid en haar over te leveren. Nee, regelmatig laat ze ons weten wat nodig is, namelijk bereidheid.  ‘De Heilige Geest is in heel letterlijke zin in jou. Het is Zijn Stem die jou terugroept naar waar je vroeger was en weer zult zijn. Zelfs in deze wereld is het mogelijk alleen die Stem te horen en geen andere. Het vergt inspanning en een grote bereidheid tot leren.’ (T5.II.3:7-10)

Eerder zagen we dat we pas inspanning leveren als we geloven. Geloven volgens de Cursus is aanvaarden en waarderen. Aanvaarden en waarderen dat er allesomvattende liefde is en dat wij daar deel van uitmaken. Dit gebeurt als het onderricht van de Cursus iets in ons raakt wat we heel diep vanbinnen weten. Dan zijn we bereid om inspanning te leveren en te leren.

Dan roepen we de Cursus te hulp als we denken gek te worden van onze knalpotbuurjongen.

En als we het boek openslaan zouden we het volgende kunnen lezen: ‘Ik zou in deze situatie vrede kunnen zien, in plaats van wat ik er nu in zie.’ (WdI.34.5:4)

En weer is hier het moment van keuze. Partij kiezen voor, aanvaarden, waarderen. Het ego roept: “Ben je besode….., en smijt het boek in een hoek. Je geloof in de waarheid,  partij kiezen voor de waarheid, kan je een andere keuze doen maken.

‘Zelfs in deze wereld is het mogelijk alleen de Stem van de Heilige Geest te horen en geen andere. Het vergt inspanning en een grote bereidheid tot leren.’ (T5.II.3:9-10)

‘Geloven is aanvaarden en voor iets partij kiezen.’ (T9.II.9:2)

Partij kiezen voor de autoriteit van Een cursus in wonderen. Bereid zijn om te leren en inspanning te leveren.

Ernestine/januari 2004